Sjanet is 34 jaar en kreeg 14 maanden geleden haar autisme-diagnose. Sindsdien is er veel veranderd. In haar hoofd, in haar gesprekken, en – niet onbelangrijk – in hoe er de relatie met haar moeder met “hulp” wordt omgegaan.
Kortsluiting-alert
Als ik drie grote dingen of nieuwe opdrachten tegelijk op mijn bord krijg, dan is het poef – error in mijn hoofd. Complete kortsluiting. Alles blokkeert. En wat op dat moment echt níet helpt? Iemand die denkt: “Ik help je wel even.” Als je me, op zulke momenten écht wilt helpen: Help dan niet. Laat me eerst zelf ontdekken wat het probleem is. Laat me tegen die muur aanlopen. Want als jij het steeds vóór me oplost, leer ik er niks van.
Een gesprek met mijn moeder
Op een dag vroeg ik mijn moeder: “Waarom nam je vroeger dingen zo snel van me over? Wat dacht je daarmee te bereiken?”Ze antwoordde: “Ik zag zo de ontreddering, Sjaantje. Ik kon het niet aanzien.”
Maar mam, je hebt me nooit gevraagd of ik die ‘hulp’ eigenlijk wel als hulp ervoer.
“Nee,” zei ze, “ik deed het gewoon. Ik dacht dat het het beste was. Misschien ook… mijn onmacht.”
Van frustratie naar gesprek
Vroeger schreeuwde ik haar soms alleen maar toe als ze me “hielp”.
Niet omdat ik haar niet wilde horen, maar omdat ik me machteloos voelde. Iedere keer dat zij het overnam, voelde voor mij als een stille bevestiging: Zie je wel, ik kan het niet. En zij? Zij dacht juist: Zie je wel, ik moet haar helpen, ze redt het niet alleen.
Twee mensen: allebei met liefde, allebei machteloos, elk in een ander script.
Er is iets veranderd
Gelukkig kunnen we er tegenwoordig beter over praten. Mijn moeder vraagt nu wat wél helpt. En ik leg haar uit hoe het voor mij werkt.
Bijvoorbeeld: dat ik vaak pas zie wat er misgaat als ik er eerst tegenaan knal. Pas dan zie ik het probleem. Dan weet ik ook wat de volgende stap moet worden. Ik leer in begeleiding dat dat in autismeland ‘Mijn hoofd moet er eerst omheen’ heet.
Dat is wat ik nodig heb. Ik ben de enige die dat kan. Niemand kan me daarbij helpen.
De afspraak
We hebben nu onze eigen ‘code’. Als ik weer even vastloop en mijn hoofd op tilt slaat dan bel ik mijn moeder en zij zegt mijn dan:
“Je hebt zeker drie grote dingen tegelijk?” En dan weet ik: ze snapt het. Ze erkent het. Zonder over te nemen. Zonder te duwen. Aanwezig zijn en het constateren is fijn, is wat ik nodig heb.
En het mooiste? Ik weet dat ik bij haar terechtkan. Maar we zijn nu op een plek gekomen waar ík zelf de ruimte krijg om aan te mogen geven om te verwoorden wat ik nodig heb. En dat is nieuw. Spannend en ontzettend waardevol.
Laat me eerst zelf proberen.
Laat me vallen, botsen, ontdekken.
En als ik dan om hulp vraag – dan is het echt van mij.