We hebben het er soms samen over.
“Je hebt autisme en dat betekent dat sommige dingen extra lastig voor je zijn.” Dat klinkt nu heel vanzelfsprekend, maar geloof me, zo open praten met mijn dochter over haar autisme is niet zonder slag of stoot gegaan.
Waar gaat het precies over?
Jet is 9 jaar en heeft autisme. Duidelijk uitleggen wat autisme voor Jet betekent, is een uitdaging op zich. Als Jet de situatie niet meer in proportie ziet – wat geregeld gebeurt – dan praten we over haar beren op de weg.
Niet praten maar schrijven
Het leek me slim om met Jet te praten. Maar praten werkt al gauw op Jet haar zenuwen. Schrijven werkt beter voor haar. Mijn boodschap komt dan binnen, en we kunnen zo de beren op haar weg aan.
Als die beren te groot worden. Dan mag ik haar richting haar beren-op-de-weg-schriftje sturen.
Het onderwerp: spinnen
De angst voor spinnen is zo’n beer op de weg. In Jet’s hoofd groeien die achtpotige wezens tot een formaat waarbij ze elk moment de voordeur kunnen binnenstampen en haar kunnen verzwelgen. Een grapje maken over de angst? Fout. Serieus nemen en samen oplossingen zoeken? Jackpot. We beginnen het schrijfproces met het onderwerp: SPINNEN.
Een stal vol spinnen
Jet gaat binnenkort een paar dagen naar mijn zus, die een paard en twee pony’s heeft. Jet is dol op die beesten. Maar bij de paardjes wonen spinnen. De angst gierde al door de lucht voordat de stal überhaupt in zicht was. Ze begon er steeds weer over.
In de rol van interviewer
Om haar angsten iets te tackelen, speelt Jet de interviewer. Ze gaat mensen met angsten ondervragen en schrijft hun strategieën op. Handig, want Jet wil later journalist worden. Win-win.
Oscar uit haar klas, is overal bang voor, behalve voor Jet. Hij helpt Jet vaak en nu ook weer dus ik vraag geïnteresseerd: “Hoe helpt Oscar jou dan?”
Jet: “O, gewoon, we praten.”
Ik: “Hmm, heeft hij je dan ook weer geholpen met die spinnen?”
Jet: “Beetje.”
Ik: “Hoe een beetje?”
Jet: “Spinnen zijn banger voor mensen dan andersom. In Nederland zijn geen loslopende giftige spinnen. In het regenwoud wel.”
Ik: “Oké, en?”
Jet: “Nou, ik ga dus nooit naar het regenwoud.”
Pragmatisch, dat kind.
Een verrassende wending
“Gaan we verder in het schriftje?” vraag ik.
“Nwah, andere keer,” zegt ze.
“Wat ga je doen dan?”
“Naar de bieb.”
“Wat ga je daar doen?”
“Een boek over spinnen halen.”
“Waarom een boek over spinnen?”
“Ik ben hier de interviewer, hoor!”
Nog één vraag mag, maar snel.
“Waarover ga je dat boek halen?”
Jet, met een diepe zucht: “Of spinnen bijten.”
Ik: “Ah Oscar geeft je niet genoeg zekerheid, de informatie moet toch van de kern komen zeker?”
Jet: “Jaaah. En nou kappuh! Je zei toch nog maar één vraag!”
Conclusie: handen en voeten aan spinnenangst
Zo geven we handen en voeten aan Jet’s angst voor spinnen. En eerlijk is eerlijk: Oscar heeft meestal gelijk. Die jongen wordt later een soort Freek Vonk. Alleen dan waarschijnlijk met een angst voor slangen.

