Over autisme en communicatie is veel geschreven. Wat kun je hierover nog leren en wie moet zich aanpassen in een relatie? Karel en Stefanie hebben een vraag over hun relatie. Of eigenlijk, ze hebben meer een situatie: we komen niet veel verder. Communicatie loopt stroef, discussies vliegen om de oren, en niemand voelt zich geholpen. Herken je dat?
Je ziet het toch aan me?
Stefanie vraagt: “Maar je ziet toch aan me dat het niet zo lekker met me gaat?”
Karel, die wat rechter op zijn stoel gaat zitten, antwoordt met alle eerlijkheid van de wereld: “Wat fijn dat je dat vraagt! Waar heb je het eigenlijk over, waar moet ik dat aan zien?”
Stefanie fronst: “Nou ja, je ziet toch aan me als het wat minder met me gaat?”
Karel geeft toe: “Nou nee, ik zie dat eigenlijk niet. Ik wou dat ik het zag, maar dat doe ik dus niet. Ik hoor wel dat je scherper gaat praten. Meestal eindigt dat in een discussie, waarna jij al deuren smijtend de slaapkamer in stormt en met rode vlekken in je gezicht weer terugkomt.”
Niet zien, wel horen
Stefanie rolt met haar ogen en klikt met haar tong: “Ja, oohhhh omdat ik dan heb gehuild Karel. Maar dat zie je niet?”
Karel blijft eerlijk: “Goeie vraag, nee, dat zie ik niet.”
Stefanie, steeds sarcastischer: “Juist. Het enige wat jij dan doet is mij adviseren door te zeggen dat ik op een gewone toon kan blijven praten. Maar waarom heb je het over hoe ik praat? Je ziet toch aan me dat het niet goed met me gaat?”
Karel antwoordt met een rustige directheid op Stefanie haar eerste vraag: “Nou, ik hoor je toon scherper worden.”
“Nou, hier komen we dus steeds uit.” Stefanie kijkt me moedeloos aan en zucht: “Meestal komen we niet verder dan dit punt.”
Het probleem: signalen missen
Mensen met autisme, zoals Karel, lezen vaak geen non-verbale signalen. Wat voor Stefanie helder is (haar houding, blik, geluid of humeur), ziet Karel niet. Wat Karel wel merkt, is dat haar stem harder of scherper wordt. Een mooi herkenningspunt voor Karel.
Stefanie wil geen advies over haar stemgeluid. Ze wil gezien worden. Wat betekent dat?
Als ik haar vraag wat ze precies nodig heeft, zegt ze: “Ruimte krijgen voor hoe ik me voel.”
Karel kijkt me wat verloren aan en richt zich tot Stefanie: “Zeg me gewoon wat ik moet doen.”
Stefanie, met een blik van lichte frustratie: “Nou, vraag bijvoorbeeld eens hoe het met me gaat. Liefst met een beetje aandacht, en misschien zelfs een aanraking. Of is dat te veel gevraagd?”
Karel knikt bedachtzaam en zegt: “Dat kan ik wel doen.” We spreken af dat zodra Karel scherpte in Stefanie haar stem ontwart dat hij vraagt hoe het met Stefanie gaat. Hier beginnen we mee met één ding tegelijk. Eerst het vragen maar eens neerzetten. Een andere keer, het aanraken. Want hoe werkt dat eigenlijk voor eenieder?